Opschriften op de tochtportalen

door Adriaan Kok (10 november 2012, eerste versie 7 juni 2011)

Dit artikel is eerder verschenen in de Nieuwsbrief voor en door de vrijwilligers en Gildeleden van de Stichting Sint-Maarten in Zaltbommel nr. 48 van juni 2011. Enkele zaken zijn iets gewijzigd of verbeterd. 


Verantwoording

Met dit artikel wil ik aannemelijk maken wat volgens mij de reden is geweest om juist deze teksten uit de Bijbel op de toegangsportalen te zetten. Naar mijn mening komt in deze opschriften de confrontatie tussen Rome en Reformatie naar voren. Voor zover ik weet is er niets over te vinden in de archieven. Maar al ben ik geen theoloog of historicus, toch durf ik de stellingen die ik hieronder weergeef wel aan. Uiteraard geef ik mijn mening graag voor een betere. Wie die heeft mag hem geven.
De teksten op de portalen zijn genomen uit de zogenaamde Deux-aes Bijbel (gereformeerd). Ook heb ik een keer de Leuvense Bijbel (rooms-katholiek) uit 1548 gebruikt. Voor de toegankelijkheid heb ik ook enkele malen een hedendaagse vertaling gebruikt. 
Ik begin met wat achtergrondinformatie.


Een tijdsbeeld 

Op 31 oktober 1517 spijkerde de monnik Maarten Luther zijn 95 stellingen op de deuren van de slotkapel van Wittenberg. Ze handelden over de aflaathandel en over vergeving van zonden. Hij stelde dat noch de Kerk noch de priester zich tussen God en mens mochten stellen. Hij deed dit aan de vooravond van Allerheiligen. Niet toevallig speciaal op die dag, want alle gelovigen waren juist dan met de 'hemel en met het eeuwig leven' bezig. Dit waren dé hoogtijdagen voor de aflaathandel. Het was het begin van een ontwikkeling die heel kerkelijk en staatkundig Europa op zijn grondvesten zou doen schudden, namelijk DE REFORMATIE. Luthers uitgangspunt was een hervorming van de Kerk van Rome. Deze had zich zaken toegeëigend die volgens hem niet in de Bijbel te vinden waren.
In de zomer van 1518 werd in Rome officieel een ketterproces tegen Luther geopend (1). Twee jaar later werd hij geëxcommuniceerd en in de ban gedaan. In 1518 omschreef Luther in een brief aan de Duitse adel de Heilige Stoel als zijnde corrupter dan Babylon of Sodom en Gomorra ooit zijn geweest (2). Opvatting van de reformatie was dat de rooms-katholieke kerk, zoals deze zich op dat moment manifesteerde, een valse kerk was, de paus de Antichrist, de paapse mis vervloekt en de heiligenverering en beeldendiensten vervloekte afgoderijen en bijgelovigheden waren. Verder werd de rooms-katholieke kerk door de reformatie afgeschilderd als de 'grote hoer van Babylon' uit Openbaringen, 17:1-5. Principieel geschilpunt was: bij de reformatie is de Kerk onderworpen aan het Woord van God maar bij Rome is het Woord onderworpen aan de Kerk (3). 

Het credo van de Reformatie 
Sola gratia (Alleen door genade) 
Sola fide (Alleen door geloof) 
Sola scriptura (Alleen door de Bijbel) 
Solus Christus (Alleen Christus) 
Soli Deo Gloria (Alle eer is alleen aan God) 
De rooms-katholieke kerk (Schrift en traditie) 

De reformatie breidde zich als een olievlek uit over Europa en zou de Kerk van Rome zeer gevoelige slagen toebrengen. Als reactie op de reformatie riep de paus een concilie bijeen om de Kerk van binnenuit te hervormen en zodoende het verloren terrein terug te winnen.
De in 1522 aangetreden Nederlandse paus Adrianus VI had hiertoe al het initiatief genomen. Tijdens zijn pontificaat (1522-1523) waren er verschillende gevaren die het voortbestaan van de rooms-katholieke kerk leken te bedreigen. Deze bedreigingen kwamen zowel van binnen als van buiten de Kerk. 

Hervormingen aan pauselijk hof 
Adrianus VI wilde snel korte metten maken met allerlei misstanden aan het pauselijk hof. Zo vaardigde hij decreten uit tegen simonie en nepotisme. Ook tuchtigde hij de Romeinse clerus die zich onder Leo X veelvuldig hadden overgegeven aan een losbandige levensstijl. Verder weigerde hij in het voetspoor te treden van de renaissancepausen voor hem, die als mecenassen de kunsten hadden bevorderd. Met deze maatregelen verwierf hij zich veel vijanden in de Curie. Ook werd de strenge Hollandse paus bijzonder impopulair bij de Romeinen, die hem maar een barbaar en een gierigaard vonden. Als gevolg daarvan werd hij veelvuldig tegengewerkt en bespot (4).
De tot zijn komst in de Andreas-kapel, in de catacomben van de oude Sint-Pieter, opererende schandknaapjes werden gedwongen hun activiteiten te verleggen naar het Colosseum (5). 

Bedreigingen
Tijdens het pontificaat van Adrianus VI werd de rooms-katholieke kerk van verschillende kanten bedreigd. Zo raakte zij verscheurd door het oprukkende protestantisme in Duitsland en andere landen. Bovendien dreigde de Franse koning Frans I Rome met een schisma. De katholieke wereld werd ook nog eens aangevallen door de Turken. Tevergeefs probeerde Adrianus VI met andere christelijke vorsten een alliantie te sluiten tegen de Ottomaanse legers. Ondertussen lag ook de pest voortdurend op de loer (6).

Hoewel de hervorming binnen de Kerk toen niet is gelukt, wordt Adrianus VI in de hedendaagse geschiedenisboeken geroemd om zijn moed. Uit bovengenoemde misstanden was het belangrijkste gevaar voor de Kerk ontstaan: afvalligheid (7). 

Het Concilie
Het Concilie van Trente (1545-1563) was in feite het begin van de contrareformatie. Hoewel hier veel zaken werden rechtgezet ging dit de reformatoren lang niet ver genoeg en aldus werd de reformatie een blijvertje. Op dit concilie werd wel 126 maal het ‘hij zij verdoemd’ uitgesproken over de aanhangers van de reformatie. Als reactie hierop werd in 1563 aan de derde druk van de Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 80, over de ‘vervloekte afgoderij van het Heilige Misoffer’ toegevoegd. Let wel: hier werd dus de praktijk van de Kerk vervloekt en niet de paus, de clerus of de gelovigen persoonlijk. 

Visitatie 
In september 1571 werd door bisschop Metsius van Den Bosch in het dekenaat Bommel kerkvisitatie gehouden. Het beeld is treurig. Veel pastoors, kapelaans en andere kerkdienaars leven in concubinaat en hebben niet zelden kinderen. Sommigen leiden een losbandig leven met drank en vrouwen. Met de sacramenten wordt het niet zo nauw genomen. Slechts enkelen houden zich aan de regels van de heilige moederkerk. Het kapittel van de Sint-Maartenskerk in Bommel telt tien kanunniken met een allesbehalve onbesproken leefwijze, sommigen leven met concubines. De deken, die verklaart dat hem van losbandigheid niets bekend is, blijkt één van de ergste zondaars tegen de regels te zijn (8). 

Oorlogsklimaat 
Het was een tijd van godsdienst- c.q. vrijheidsoorlog, al was het in de Nederlanden tijdens het Twaalfjarig Bestand van 1609-1621 betrekkelijk rustig. De gereformeerden, zoals ze zich inmiddels noemden, hadden in die tijd zo hun eigen onderlinge geschilpunten te bediscussiëren (remonstranten versus contraremonstranten). Ze voelden zich echter wel zeer sterk verbonden met hun vervolgde broeders en zusters in de andere delen van Europa.

In de rest van Europa werd de godsdienstoorlog namelijk wél in volle hevigheid gevoerd. In grote delen van Duitsland, Frankrijk en Italië had de Reformatie heel veel aanhangers gekregen en dat was een doorn in het oog van de moederkerk. De Kerk voerde een verbeten strijd om het verloren gezag terug te winnen. En dat niet alleen met woorden. Zij werd hierbij vol overtuiging geholpen door de machthebbers die trouw waren gebleven aan de Kerk van Rome. Hun gezamenlijk belang was, dat alle neuzen in hun gebieden dezelfde kant op wezen. De strijd werd over en weer gevoerd met een buitengewone vastberadenheid en felheid.

Deze strijd zou later uitlopen op de Dertigjarige Oorlog van 1618-1648. Die oorlog was een vrijheids-c.q godsdienstoorlog waar nagenoeg heel Europa in betrokken werd en die met ongekende wreedheden gepaard zou gaan. In de Historie der Martelaren van Adrianus Haemstedius, deel 7, die handelt over de periode 1590-1655, worden vele tientallen martelaren genoemd, afkomstig uit grote delen van Europa. Zij werden gedood omdat zij de protestantse godsdienst aanhingen. Hij schrijft ergens: ’het bloed der martelaren vloeide bijna als water’(9). Ook andere bronnen spreken hierover. Andersom gebeurde - op kleinere schaal - ook hetzelfde, denk maar aan de Martelaren van Gorcum. Ook in Roermond, Alkmaar en Hoorn werden de rooms-katholieken op weinig zachtzinnige wijze behandeld nadat de protestanten de stad hadden overgenomen (10). 

Over en weer werden door de legers ook nog strooptochten ondernomen. Bijvoorbeeld half mei 1622. Prins Frederik Hendrik begon toen aan een van die tochten en trok met 3000 man cavalerie, 2300 musketiers en zes kanonnen brandschattend door de Zuidelijke Nederlanden. Tijdens deze expeditie, waarbij de ruiterij zelfs doordrong tot voor de poorten van Brussel, Leuven en Mechelen, werden zeventig dorpen in brand gestoken, waarna de troep met het buitgemaakte geld en enkele gijzelaars terugkeerde in de Republiek (11). 

Zowel de Tachtigjarige als de Dertigjarige Oorlog eindigde in 1648 met de Vrede van Münster in Westfalen. In dit klimaat zijn de Bijbelteksten op de portalen aangebracht.

Van rooms-katholiek naar protestants kerkgebouw
In 1572 wordt Zaltbommel protestants. Deze omwenteling is, voor zover bekend, in Zaltbommel vrij soepel verlopen. In 1566 al waren er zelfs afspraken gemaakt tussen de protestanten en de rooms-katholieken dat men elkaar over en weer met rust zou laten. De Sint-Maarten is toen zelfs enige tijd door beide geloofsgroepen gebruikt (12).
Hierna en in de17e eeuw, onderging het interieur van de kerk in de loop der jaren een gedaanteverwisseling. Hoe en wanneer één en ander is gebeurd is niet precies bekend. Veel ‘Roomsche’ uit- en afbeeldingen werden uit de kerk verwijderd. De witkalkborstel werd ter hand genomen en veel schilderingen verdwenen in de loop van de eeuwen achter een laag kalk.
Dr. C. Leemans echter schrijft in DE GIDS in 1839 dat er toch ook nog veel zichtbaar is gebleven:

'het heldere licht, dat door die hooge openingen tot iederen hoek van het gebouw eenen onbelemmerden toegang heeft, gaf daardoor eene geschikte aanleiding, om elk dier ontelbare gewelven met eene onbekrompen hand te versieren, en maakt het ook nu nog den kunstminnende beschouwer gemakkelijk, om die versieringen in al hare deelen te bewonderen”. Schier elk gewelf is met een hoofd versierd, dat zich tussen de bloemenkransen op vele plaatsen nog vrij duidelijk vertoont, doch in de meeste slechts flauwe sporen van zijn vroeger aanwezen heeft overgelaten' (13).
 
In het koorgewelf was toen alles, hoewel enigszins vervaagd, nog intact. Ook verschillende afbeeldingen in het schip waren toen nog zichtbaar. Erg consequent heeft men de witkwast dus kennelijk niet gehanteerd. Wel werden al het goud, de schitterende gewaden en de liturgische voorwerpen die de kerk van Rome gebruikte, door de Reformatie afgeschaft. Het Woord alleen was immers genoeg. Wierook werd nog wel gebruikt (14), niet meer bij de eucharistie, maar misschien om de lijkengeur te verdrijven?! Dit verschijnsel is ook bekend uit de Oude Kerk van Amsterdam en uit Naaldwijk (15).


De opschriften

De opschriften op de portalen zijn waarschijnlijk aangebracht in 1612. Zaltbommel was toen inmiddels alweer 40 jaar Staats gebied. Het was nog steeds een tijd van godsdienst- c.q. vrijheidsoorlog, al was er inmiddels een bestand van twaalf jaar met de Spaanse koning afgesproken. 
Bij de laatste restauratie bleken er drie teksten over elkaar heen geschilderd te zijn.
detail Noordportaal voor restauratie

De oudste teksten zijn toen gereconstrueerd (16). Ze zijn er, denk ik, niet zo maar opgeschilderd, omdat een Bijbeltekst nu eenmaal in een kerk thuis hoort. De reformatie vond dat zij het goud van Gods Woord in handen had en dat zal hier letterlijk zichtbaar zijn gemaakt door de teksten in gouden letters aan te brengen. Het gekozen tijdstip, exact 95 jaar nadat Maarten Luther zijn 95 stellingen poneerde, zou wel eens niet geheel toevallig kunnen zijn.



Opschrift Torenportaal

Daer staet geschreven, Mijn Huys is een huys
der bedinge 

Dit is een Bijbeltekst die staat in Lukas 19:46.


Deux-aes Bijbel1562 
45 Ende hy ghinck inden Tempel, ende begonstse wt te worpen, die daer in kochten ende verkochten.
46 Ende seyde tot hen: Daer is geschreuen: Mijn huys is een huys der bedingen, maer ghy hebt dat tot eenen moortcuyl ghemaeckt. 

Leuvense Bijbel 
45 Ende inden tempel ghegaen sijnde heeft hi begonst wt te drijuen die coopers ende vercoopers die daer in waren
46 segghende. Daer staet ghescreuen. Mijn huys is een huys des ghebedts, Maer ghilieden hebt dat ghemaect een speluncke der moordenaren, 

Willibrordvertaling RK 1995 
45 Hij ging de tempel binnen en begon de kooplui te verjagen. 
46 Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed zijn, maar u hebt er een rovershol van gemaakt.’


Plaats van handeling is de voorhof van de tempel in Jeruzalem. Het is een uitspraak van Jezus als hij de kooplieden hardhandig uit de voorhof van de tempel verjaagt. Deze gebeurtenis heeft plaats na zijn intocht in Jeruzalem in de week voor het Joodse paasfeest. Op deze plaats, in de hoofdingang van de tempel en daar niet alleen, heersten misstanden. Hier hielden de kooplieden zich op. Jezus treedt hier op als Gods Zoon, dus ook als Heer van de tempel. In dit hoofdstuk haalt Jezus een redevoering aan van de profeet Jeremia in het jaar 609 voor Christus. Jeremia staat dan ook in deze tempel op dezelfde plaats.



Jeremia 7 (Nieuwe Bijbelvertaling 2004-2007)          

1 De HEER richtte zich tot Jeremia:
2 ‘Ga in de tempelpoort staan en verkondig deze boodschap: Luister naar de woorden van de HEER, Ouders; luister, jullie die door deze poorten naar binnen gaan om de HEER te vereren.
3 Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Beter je leven, dan mogen jullie in dit land blijven wonen.
4 Vertrouw niet op die bedrieglijke leus: “Dit is de tempel van de HEER! De tempel van de HEER! De tempel van de HEER!”
5 Als jullie je leven werkelijk beteren, als jullie elkaar rechtvaardig behandelen,
6 vreemdelingen, wezen en weduwen niet onderdrukken, in dit land geen onschuldig bloed vergieten en niet achter andere goden aan lopen, jullie onheil tegemoet,
7 dan mogen jullie hier blijven wonen, in dit land dat ik jullie voorouders gegeven heb. Zo is het altijd geweest, zo het dan altijd zijn.
8 Maar jullie vertrouwen op die bedrieglijke leus, en dat zal je niet baten.
9 Jullie stelen, moorden, plegen overspel en meineed, branden wierook voor Baäl en lopen achter andere goden aan, die jullie eerst niet kenden.
10 En toch durven jullie, terwijl jullie al die gruweldaden plegen, voor mij te verschijnen in deze tempel, het huis waaraan Mijn Naam verbonden is, met de gedachte: Ons kan niets gebeuren!
11 Denken jullie soms dat het huis dat Mijn Naam draagt een rovershol is? Ik zie wel degelijk wat jullie doen spreekt de HEER.

 
Iets verderop staat in vers 17:


17 Zie je niet wat er in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem gebeurt?
18 De kinderen sprokkelen hout, de vaders stoken het vuur en de vrouwen kneden deeg om koeken voor de koningin van de hemel te bakken. Ook krenken ze mij door wijnoffers aan andere goden te brengen. 


Ook hier gaat het over allerlei misstanden. Er was in de dagen van Jeremia veel schijnvroomheid. Men vertrouwde op rituelen en uiterlijkheden. Echter een oprecht geloof en het leven daaruit ontbrak bij de Joodse leiders en bij het volk. In de dagen van Jezus was het geestelijke klimaat onder veel (over)priesters en de Schriftgeleerden vergelijkbaar. Dit blijkt onder andere uit het feit dat er koophandel in het huis van God werd toegelaten. 

Ook in Mattheus 23 kunnen we al over deze geesteloosheid lezen. Hier vinden we een variant op genoemde tekst, in Jezus‘ rede tegen de Farizeeën en de Schriftgeleerden. Hierin laat hij werkelijk geen spaan heel van hun praktijken.
Enkele citaten uit Mattheus 23:23-28 (Nieuwe Bijbelvertaling 2004-2007) 

23 Wee jullie, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het één zou moeten doen zonder het andere te laten.
24 Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken.
25 Wee jullie, Schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, de buitenkant van bekers en schalen spoelen jullie af, maar de binnenkant blijft vol roofzucht en onmatigheid.
26 Blinde Farizeeër, spoel eerst de binnenkant van de beker om, dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon.
27 Wee jullie, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden.
28 Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarij en wetsverachting zijn.


Nu komen we bij de tekst uit Lucas 19 boven de hoofdingang van de kerk.
45 Hij ging naar de tempel, waar hij de handelaars begon weg te jagen,
46 terwijl hij hun toevoegde: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed
zijn,” maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’
(Nieuwe Bijbelvertaling 2004-2007)

45 Hij ging de tempel binnen en begon de kooplui te verjagen.
46 Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed zijn, maar u hebt er een rovershol van gemaakt.’
47 Dagelijks gaf Hij in de tempel onderricht. De hogepriesters en de Schriftgeleerden
wilden Hem uit de weg ruimen, evenals de leiders van het volk.
48 Maar ze vonden niets wat ze konden doen, want heel het volk hing aan zijn lippen
(Willibrordvertaling RK 1995)
 

De priesters en de Schriftgeleerden, tegen wie Jezus het heeft, kenden het hele Oude Testament letterlijk uit hun hoofd. Deze woorden uit Zijn mond moeten hen dus wel zeer onaangenaam getroffen hebben. Hij tastte hen en dat niet voor het eerst, aan in hun eigenwaan. Ze wisten precies waar Jezus op teruggreep, waar Jeremia zo’n 600 jaar geleden over preekte. En ook waar Hij het nu op betrok. Christus zegt hier dat zij ook nu totaal verkeerd bezig zijn. Dat ze het begrepen hebben blijkt wel uit vers 47.

De mensen van de reformatie zagen duidelijke parallellen. De situatie in de Kerk van Rome was in die dagen verre van gezond. Het geestelijk klimaat was vergelijkbaar met de tijd waarin Jezus leefde. De pausen en de bisschoppen, maar dikwijls ook priesters in de tijd van de Renaissance, hadden grote machtsposities opgebouwd. Zelfverrijking was aan de orde van de dag. Ze voerden een schitterende staat ten koste van de gewone gelovigen. De geboden van God werden met voeten getreden. De Bijbelkennis bij de geestelijkheid was ver beneden peil. Velen van hen leefden in concubinaat. De handel in aflaten bloeide als nooit te voren, terwijl de handel in de ambten (simonie) welig tierde. Ook moest voor de vele diensten van de Kerk betaald worden. Het gewone volk intussen, verkommerde op geestelijk, sociaal en zedelijk gebied. De reformatie bestreed deze misstanden. De reformatie zei via Jeremia en Lucas tegen Rome:


Jullie stelen, moorden, roven, plegen overspel, meineed en branden wierook voor Baäl … denken jullie soms dat het huis wat Gods Naam draagt een rovershol is? Hij ziet wel degelijk wat jullie doen.

Ook de tekst uit Lukas 19:47 pasten de mensen van de reformatie op de heersende situatie toe: “en de priesters en de oversten des volks zoeken ons te doden”. 

De uitspraak boven de hoofdingang zal met name gericht zijn op voornoemde praktijken die in Jeruzalem hadden plaatsgehad. Het is alsof de reformatie wil zeggen: ‘Jullie zeggen wel dat dit Gods heiligdom is, maar in de praktijk handel je daar niet naar’. De aflaathandel was weliswaar wel herzien maar niet afgeschaft. De reformatie vond dat er nog steeds puur leugenachtige misleiding en diefstal van de gelovigen plaats had, die tegen de Bijbel inging. Het plaatsen van juist deze tekst boven de hoofdingang van de Sint-Maarten zal dan ook een welbewuste keuze geweest zijn. De woorden werden door Jeremia en door Jezus immers ook uitgesproken in de hoofdingang van de Tempel in Jeruzalem. Ook werden na het Concilie van Trente de aanhangers van de nieuwe leer steeds gezocht om gedood te worden. Zij waren immers ketters.




Opschrift Zuidportaal

Die Allerhoocste Die Woont Niet In Tempelen Met 
Hande Gemackt.
Deze tekst staat in het Bijbelboek ’De Handelingen van de Apostelen’, hoofdstuk 7:47-58.


Deux-aes Bijbel 1562
47 Ende Salomon timmerde hem een huys:
48 Maer de Allerhoochste woont niet in templen met handen ghemaeckt: ghelijck de Propheet seyt:
49 Den Hemel is mynen Throon, ende de Aerde de voetbanck myner voeten: wat huys sult ghy my timmeren, seydt de Heere: of welck [is] de plaetse myner ruste? 

In De Handelingen van de Apostelen’, hoofdstuk 7:47-58, staat het slot van de rede van Stefanus opgetekend, waarin hij zijn geloof in de opgestane Christus verdedigt. Hij is voor de Hoge Raad gesleept op valse getuigenissen dat hij God zou hebben gelasterd. Handelingen 6:1-15. In hoofdstuk 7 staat dan zijn verdediging.

Handelingen 7:47-60 (Willibrordvertaling RK 1995) 

47 Pas Salomo bouwde een huis voor Hem.
48 Maar de Allerhoogste woont niet in wat door mensenhand is gemaakt, zoals de profeet zegt:
49 De hemel is mijn troon, en de aarde een voetbank voor mijn voeten; wat voor huis zou u voor Mij moeten bouwen, zegt de Heer, welke plaats zou mijn rustplaats moeten zijn?
50 Heeft mijn hand dat alles niet gemaakt?
51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oor! Altijd maar verzet u zich tegen de heilige Geest, u net zo goed als uw vaderen.
52 Welke profeet hebben uw vaderen niet vervolgd? Zij hebben de aankondigers van de rechtvaardige ter dood gebracht, u hebt Hemzelf verraden en vermoord;
53 u die door tussenkomst van engelen de wet hebt ontvangen, maar die niet onderhoudt.’
54 Toen ze dit hoorden, waren ze diep gekwetst, en ze knarsetandden van woede tegen
55 hem. Maar hij stond daar, vol van de heilige Geest, hij richtte zijn blik op de hemel, zag de heerlijkheid van God, en daar stond Jezus aan Gods rechterhand.
56 Hij zei: ‘Ik zie de hemelen open en ik zie de Mensenzoon staan aan de rechterhand van God.
57 Maar ze hielden hun oren dicht, begonnen luid te schreeuwen, stormden als één man op hem af, 
58 sleurden hem de stad uit en stenigden hem. De getuigen legden hun kleren neer bij een jongeman, die Saulus heette.
59 Ze stenigden Stefanus, terwijl hij bad: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.
60 Hij viel op zijn knieën en riep met luide stem: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan.’ Na deze woorden stierf hij. 

Hiermee is Stefanus de eerste martelaar van de Christelijke Kerk. Zoals gezegd werd de strijd tijdens de reformatie buitengewoon fel gevoerd, niet alleen te vuur en te zwaard, maar ook in de polemiek. De opvatting van Rome is dat God in Christus daar woont waar het altaar is, waar de godslamp brandt, en waar het misoffer wordt gevierd. Het kerkgebouw is daarom een gewijde plaats, Gods tempel.

De opvatting van de reformatie is echter dat God daar woont, waar de Gemeente van Christus samenkomt. Daar wil Hij door Zijn Woord en Geest aanwezig zijn. Waar dat is doet er niet toe. Dat kan in een kerk zijn, in een gewoon woonhuis, in een boerenschuur of in het vrije veld tijdens een hagenpreek. Dat is de geestelijke tempel, niet met handen gemaakt, daar woont de Allerhoogste in het midden. De reformatoren beriepen zich op Efeze 2:19-22 waar het volgende staat:

19 Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God,
20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen.
21 Vanuit hem groeit het hele gebouw, steen voor steen, uit tot een tempel die gewijd is aan hem, de Heer,
22 in wie ook u samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest (Nieuwe Bijbelvertaling 2004-2007) 

Bovendien zingt koning David in Psalm 22:4: U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen troont. (Nieuwe Bijbelvertaling 2004-2007) 
De reformatie verweet de Kerk hardnekkigheid en onbesnedenheid van hart en oren en ook van het tegenstaan van de Heilige Geest. Ook de tekst van de verzen 57-60 pasten de mensen van de reformatie toe op hun eigen situatie. 

Zij vallen als één man op ons aan. Ze werpen ons in de kerker, sleuren ons naar martelplaats en marktplein en doden ons. 


Opschrift Noordportaal 

De Heere behoede uwen uytganck ende inganck van nu aan tot in eeuwigheid. 
Dit is een regel uit psalm 121: 8.


Deux-aes Bijbel
De Heere behoede dynen wtganck ende inganck, van nu aen tot in eewicheyt. 

De vertalers hebben als inleiding boven deze psalm de volgende tekst geplaatst: "Een toesegghinghe, dat God zijn Kercke, hoewel sy somtijts verlaten schijnt, dannoch in achtinge hebbe, ende haer verhoort: met eenen schoonen ende noodighe ghebede daeraen ghehanghen."

1 Een liedt int hooghe Choor. ICk heffe mijn ooghen op tot den berghen, van welcker my hulpe koemt.
2 Mijn hulpe koemt vanden Heere, die Hemel ende Aerde ghemaeckt heeft.
3 Hy en sal dynen voet niet slibberen laten: ende die dy behoedet, en slaept niet.
4 Siet, de Behoeder Israels, en slaept noch en sluymert niet.
5 De Heere bewaren dy: de Heere is dijn schaduwe ouer dyner rechterhant.
6 Dat dy des daechs de Sonne niet en steke, noch de Maen des nachts.
7 De Heere behoede dy voor allen quaet: hy behoede dijn ziele. 
8 De Heere behoede dynen wtganck ende inganck, van nu aen tot in eewicheyt. (Deux-Aesbijbel 1562)

Uit de door vertalers boven deze psalm geplaatste inleiding blijkt dat deze vertaling tot stand is gekomen in een tijd dat de reformatie zich zwaar in de hoek gedrukt voelde. Desondanks vertrouwt men op God, Die ook verhoren zal.

Psalm 121 (Willibrordvertaling 1995)

1   Een bedevaartslied. Ik sla mijn ogen op naar de bergen: van welke berg komt mijn hulp?
2   Van de HEER komt mijn hulp, die hemel en aarde gemaakt heeft.
3   Struikelen laat Hij je niet; sluimeren doet je wachter niet
4   Nee, Hij die waakt over Israël slaapt niet en sluimert niet.
5   De HEER is je wachter, de HEER, de schaduw aan je rechterzij.
6   Overdag zal de zon je niet steken en ’s nachts de maan niet.
7   De HEER waakt tegen alle kwaad, de HEER zal over je waken.
8   Hij waakt over je gaan en je komen, van nu tot in eeuwigheid.

De psalmen 120 -134 zijn de zogenaamde pelgrimspsalmen. Zij werden gezongen als de Israëlieten op weg gingen naar Jeruzalem of ervan terugkeerden. De pelgrim in Israël ging op weg naar de tempel in Jeruzalem en dat was ook in de Oudheid niet zomaar een plezierreisje. De reis was zwaar. De wegen waren vol van gevaren. De pelgrim kijkt om zich heen, ziet de bergen en beseft dat maar al te goed. Het is om wanhopig van te worden. Diepe ravijnen, roversbenden, wilde dieren, de gloeiende zon overdag en de kou tot onder het vriespunt bij nacht. Maar dan vat de pelgrim moed en hij zingt:
Van de HEER komt mijn hulp, die hemel en aarde gemaakt heeft. (……)
Hij waakt over mijn gaan en mijn komen, van nu aan tot in eeuwigheid“. 
De middeleeuwer ging ook op bedevaartsreis, de omstandigheden tijdens die tochten waren ook gevaarlijk. Soms ging men, de elite, naar Rome, Jeruzalem of Santiago de Compostella in Spanje.

De gewone man ging bijvoorbeeld naar:
Alem: Sint Odrada en Sint Hubertus vanaf de 12e eeuw,
Ammerzoden: Sint Qirinius 15e - 16e eeuw,
Breda: Sacrament van Niervaart vanaf 1300,
Den Bosch: O.L.V. van Den Bosch vanaf 1380,
Boxtel of Boxmeer: Heilig Bloed vanaf 1400. 

Zo waren er tientallen grote en kleine bedevaartplaatsen waar naar toe men op weg kon gaan (17). Dikwijls waren daar ook de relikwieën waarvan men zei dat ze van de bepaalde heilige afkomstig waren. De meeste heiligen hadden hun eigen vierdag. Op de vele heiligendagen hoefde men niet te werken. Het aantal vrije dagen was hierdoor in de late Middeleeuwen zeker zo groot als in onze tijd. De pelgrim die langs Zaltbommel kwam, zal zeker de Sint-Maarten hebben aangedaan. Om te bidden in de Mariakapel, de mis bij te wonen en een kaars aan te steken. Als hij of zij weer op weg ging zou hij bij de noorderuitgang Jacobus (in het gewelf) en Christoffel (tegen de doopkapel), de beschermheiligen van de pelgrims en reizigers, bewaring afsmeken. De pelgrim kon dan welgemoed de bescherming van de stad verlaten en zijn, dikwijls gevaarlijke, reis voortzetten.

In 1572 kreeg de reformatie vaste voet aan de grond in Zaltbommel. De reformatie bestreed de opvatting van de rooms-katholieken dat de vele beelden en afbeeldingen van heiligen en van bijbelse voorstellingen de boeken voor de leken waren. Dat was in hun ogen maar een ‘santenkraam‘. Men vond, dat ook pelgrimsreizen naar heilige plaatsen tegen de Schrift waren. 
De ceremoniële wetten uit het Oude Testament, dus ook de pelgrimages naar heiligdommen, waren met het offer van Christus aan het kruis immers overbodig geworden. God kan men alleen leren kennen door Zijn Woord te bestuderen en ernaar te luisteren. Hieruit blijkt dat reformatoren echt kinderen van de renaissance en het humanisme waren. De mensen moesten zelf leren lezen, de zaken zelf onderzoeken en zelf hun
verantwoordelijkheid nemen. Dat kon niemand anders voor hen doen. Ook niet de paus of een priester. Zie Handelingen 17:10 en 11 over de gemeente van Berea. 
10 En de broeders zonden terstond des nachts Paulus en Silas weg van Beréa; welke, daar gekomen zijnde, gingen heen naar de synagoge der joden;
11 En deze waren edeler, dan die te Thessaloníca waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften of deze dingen alzo waren. (Statenvertaling 1977) 
De reformatie leert ook vanuit de Bijbel, dat men de heiligen wel moet gedenken en in ere houden maar niet vereren, laat staan hulp en bescherming afsmeken en hen aldus beschouwen als een soort van tussenpersoon naar Christus. Christus zelf is de tussenpersoon, de advocaat bij de Vader. 

1Timotheus 2:5 en 6: (Nieuwe Bijbelvertaling 2004-2007) 
1 Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt, dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebeden voor hen worden uitgesproken.
2 Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid.
3 Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder,
4 die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen.
5 Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus,
6 die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen, als het getuigenis voor de vastgestelde tijd.
7 Om dit te verkondigen ben ik als apostel aangesteld. Ik spreek de waarheid, ik lieg niet – ik ben aangesteld als leraar voor de heidenen om hun het geloof en de waarheid te onderwijzen. 

Dus werd de kerk ontdaan van de meeste ‘roomsche’ invloeden. De altaren en de beelden werden verwijderd en de meeste schilderingen van de heiligen in de loop der jaren met een laag witkalk bedekt. Relikwieën waren maar dode dingen en werden dus ook met een gerust hart weggegooid. De kansel met daarop het Woord van God kwam centraal te staan. De Gemeente schaarde zich rond het Woord, dat leert dat alle mensen pelgrims zijn op weg naar de eeuwigheid. Als de gelovigen na de dienst de kerk verlieten, wisten ze letterlijk en figuurlijk: niet Jacobus en Christoffel of wie dan ook, maar Hij, de Heer, waakt op je levensreis over je gaan en je komen, van nu aan tot in eeuwigheid.



Psalm 121:4 berijming Petrus Datheen1566

God behoedt u voortaan van kwaad;
Hij zal uw ziel voorwaar
Behoeden voor gevaar;
En als gij uit- of ook ingaat,
Zal Hij u steeds bevrijden
En met gaven verblijden.                                                     

Psalm 121:4 berijming 1773

De HEER' zal u steeds gadeslaan.
Opdat Hij in gevaar,
Uw ziel voor ramp bewaar'.
De HEER', 't zij g' in of uit moogt gaan,
En waar g' u heen moogt spoeden,
Zal eeuwig u behoeden.




Adriaan Kok

10 november 2012
(Eerste versie 7 juni 2011)


Met dank aan Marina Bams van der Staaij, die mij waardevolle gegevens aanreikte die mij aanmoedigde om door te gaan. Die mij ook voor deze editie nog nadere gegevens aanreikte. Aan ds. Henk Veltkamp uit Zaltbommel, aan Piet Baaijens uit Ridderkerk die de theologische en de historische onderbouwing meelazen en aan Fred Keser die de tekst redigeerde. Aan Hilde en Wil van Rijen voor de grammaticale en computerbijstand. Aan Hans Sanders die de foto’s voor deze editie maakte en aan Hans Bams voor het online zetten. 


Bronvermelding

(1) Google, www.luthersekerkleiden.nl/ll_ML-Biografie.html
(2) Peter de Rosa, Stadhouders van Christus blz. 159. Baarn; Arbor, 1990
(3) Dr. W. Balke, Omgang met de reformatoren blz. 14. Kampen; De Groot Goudriaan, 1992
(4) rkkerk.nl. Adrianus vi
(5) Google, Encyclopedie van Hollandse Heiligen. Blz. 54
(6) rkkerk.nl. Adrianus vi
(7) Google, Encyclopedie van Hollandse Heiligen.
(8) Dr. Th. Goossens, Kerk- en Kloostervisitaties in het bisdom 's-Hertogenbosch uit de 16de eeuw in: Bossche Bijdragen, deel V, 1922-1923, Sint-Michielsgestel 1923.
Idem: L.J.Rogier, Geschiedenis van het Katholicisme in Noord Nederland in de Zestiende en Zeventiende eeuw deel 1, Amsterdam1947.
Idem: Tussen de Voorn en Loevestein april 1984. G. Hamoen.

(9) Adrianus Haemstedius, geschiedenis der Martelaren. J.W en C.F. Swaan; Arnhem 1868
(10) Joris van Eijnatten en Fred van Lieburg, Nederlandse religie geschiedenis, blz.154. Hilversum; Uitgeverij Verloren, 2005
(11) H.L. Zwitzer, Gestalten van de Gouden Eeuw blz 170. Uitgeverij Bert Bakker; Amsterdam, 1995
(12) Hans Keser, Het Gatje van Opa. Zaltbommel; Koninklijke van de Garde BV , 2000

(13) Dr. C. Leemans, De Gids 1839; Bijdrage tot de geschiedenis der beeldhouwkunst, Amsterdam
(14) D.W.van Dam, Rekening der st. Maartenskerk te Zaltbommel, Kerkrekening 6 februari 1600 blz. 439. Bijdragen en mededelingen der Vereniging "Gelre" - uitgave 1921
(15) www.Nostalgischnaaldwijk . De Oude K
erk deel 5 (02-2913: Dit weblog is niet meer beschikbaar.)
(16)
Restauratieschilder De Jongh Waardenburg. Meegedeeld in telefoongesprek.
(17) Meertensinstituut.


BIJLAGE

Toties Quoties 
Latijn: zo vaak als: een aflaat die men telkens opnieuw kan verdienen.
Zie: portiuncula, vagevuur. (Katholiek Documentatie Centrum) 

Inflatie door de Toties Quoties 
De inflatie in aflaten begon in de 13de eeuw, nadat de zogenaamde Toties Quoties of Portiuncula-aflaten op de markt kwamen. Kon je eerst maar één aflaat per keer verwerven, de Portiuncula-aflaat kon men telkens opnieuw krijgen. 'pesjonkelen' heette in de volksmond het op Allerheiligen en Allerzielen (1 en 2 november) de kerk en het kerkhof bezoeken om daar de voorgeschreven gebeden ten gunste van de overledenen te verrichten. Door achter elkaar de kerk in- en uit te gaan of het kerkhof even te verlaten en dan terug te keren om nogmaals de gebeden te verrichten,wordt telkens opnieuw de volle aflaat verdiend voor overledenen in het vagevuur. De Portiuncula-aflaat was genoemd naar een door Sint-Franciscus gerestaureerd kerkje bij Assisi, waar je voor het eerst, telkens opnieuw (toties quoties) een aflaat kon verdienen door kerkbezoek en gebed op 1 en 2 augustus. Het zou al snel over de hele christelijke wereld ingang vinden.


Bijbelvertalingen

Vijftiende eeuw Delftse bijbel (1477) 
De Delftse Bijbel is het eerste gedrukte Nederlandstalige boek. De bijbel werd in 1477 als incunabel (wiegedruk) te Delft uitgegeven bij Jacob Jacobszoon van der Meer en Mauricius Yemantszoon van Middelborch. Het eerstgedrukte Nederlandstalige boek was dus een bijbel. De Delfts Bijbel bevat niet de complete Bijbel maar alleen het Oude Testament, overigens zonder de Psalmen. 
(Museum Het Stadskasteel in Zaltbommel is in het bezit van een origineel exemplaar van deze incunabel). 

Zestiende eeuw 
Tussen 1525 en 1540 verschenen er wel negen verschillende Bijbelvertalingen in het Nederlandse taalgebied. Vanaf 1562 is de zogenaamde Deux- aesbijbel van toonaangevend belang, met name in de kringen der Calvinisten. Dit is de eerste gereformeerde vertaling van de bijbel. Deze verscheen in het Duitse Emden, een plaats waar vele protestanten naar waren uitgeweken vanwege vervolgingen. Het Oude Testament was vertaald uit de bestaande vertalingen van Luther, het Nieuwe Testament was een geheel nieuwe vertaling uit de Griekse brontekst. Er verschenen tussen 1562 en 1633 wel 141 drukken al of niet gewijzigd, met name in de kanttekeningen. Hier staat bij Nehemia 3 vers 5: "de armen moeten het cruyce dragen, de rijcken en geven niets, deux-aes en heeft niet, six cincque en geeft niet, quatrer dry die helpen vry". De naam is ontleend aan een commentaar van Luther dat, verwijzend naar het dobbelspel, aangeeft dat de armen (deux aes) niets bezitten, de rijken (zes en vijf) niets geven en de middenstand (drie en vier) wel bereid is te helpen. Later is deze kanttekening verwijderd. De druk van 1587 wordt gezien als de bijbeluitgave waarin voor het eerst bij de toegevoegde Psalmen notenschrift in gedrukte vorm voorkomt. Dit wil zeggen dat Andries Verschout op de Breede-straat tot Leyden de eerste is in de Noordelijke Nederlanden die materiaal bezat om muziek te drukken. (In de BibliAtheek.nl vindt u een facsimile van deze Deux-aes-Bijbel).

Leuvense bijbel (1548)
In de eerste helft van de zestiende eeuw baarde de komst van nieuwe bijbelvertalingen, waarbij de invloed van Luthers werk onmiskenbaar was, de moederkerk grote zorgen. Het tegengaan van het drukken van dergelijke bijbels bleek echter onbegonnen werk. Men besefte dat men de hervorming geen betere dienst kon bewijzen dan door het volk de bijbel te onthouden. Men zag in dat het beste middel was zelf een goede Bijbelvertaling te maken. In 1548 verscheen in Leuven - vandaar de naam Leuvense bijbel - een door Nicolaas van Winghe gemaakte en door de rooms-katholieke kerkelijke autoriteiten goedgekeurde vertaling. Van Winghe had daarvoor gebruik gemaakt van de Vulgaattekst. Daarin volgde hij het besluit het concilie van Trente over bijbelvertalen, waar bepaald was dat de Vulgaattekst de enige erkende tekst was. Nadat in 1592 de tekst van de Vulgaat definitief was vastgesteld, werd Van Winghes vertaling daaraan aangepast en in 1599 verscheen de Moerentorfbijbel, genoemd naar de Antwerpse drukker Jan Moerentorf. Deze laatste bijbel is tot het begin van de twintigste eeuw gebruikt als standaardvertaling voor rooms-katholieke bijbellezers. 
(Literatuur: Anne Jaap van den Berg en Boukje Thijs, ‘Leuvense bijbel’ in: Met Andere Woorden 26/1 (maart 2007), 25-33). 

Statenvertaling (1637) 
De Statenvertaling verscheen in 1637. Het is de eerste Nederlandse Bijbelvertaling direct vertaald uit de grondteksten. De Synode van Dordrecht (1618-1619) had de beslissing genomen deze vertaling te laten maken en bijna twintig jaar later is zij daadwerkelijk verschenen bij Paulus Aertsz van Ravensteyn te Leiden. Deze vertaling is beroemd geworden. Tot op de huidige dag wordt zij nog uitgegeven. Van de oorspronkelijke eerste druk bezit de bibliotheek van het NBG (Nederlands Bijbelgenootschap) drie exemplaren.
(Literatuur: Anne Jaap van den Berg en Boukje Thijs, ‘Statenvertaling’ in: Met Andere Woorden 26/4 (december 2007), 29-37).
(Anne Jaap van den Berg, Vertaald verleden. Beknopte geschiedenis van bijbelvertalen in Nederland, Heerenveen 2006).

Psalmberijming van Petrus Datheen 1566 
Petrus Dathenus (1531-1588) Vlaams calvinistisch prediker, bekend door de populaire psalmberijming. Hij was, tot een conflict in 1578, raadsman van Willem van Oranje voor kerkelijke zaken. Deze berijmingen werden gezongen in de Nederlandse Gereformeerde
(Protestantse) Kerken vanaf 1566, tot in 1773 de Statenberijming werd ingevoerd. 

Overpriesters en Hogepriesters 
Een overpriester is in de Bijbel een overste of hoofd van priesters. Hijzelf is eveneens een priester. De rooms-katholieke Canisiusvertaling van de Bijbel en de Groot Nieuws Bijbel spreken van opperpriester. De Lutherse vertaling, de rooms-katholieke Willibrordvertaling, de Naardense vertaling, de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) hebben hogepriester. De vertaling van Het Boek bezigt hoofdpriester. De Leidse vertaling, de NBG51-vertaling, de Statenvertaling, de Herziene Statenvertaling en de TELOS-vertaling hebben overpriester. In het Engels vinden wij de woorden chief priest, chief of the priests of high priest. Duits: Hohenpriester. In bijbelse tijden waren er verscheidene overpriesters. (christipedia.nl) 
Tot de overpriesters werden gerekend:
1. de regerende hogepriester,
2. de plaatsvervanger van de hogepriester,
3. de vorige hogepriesters.
4. de hoofden van de vierentwintig ordeningen der priesters (priesterorden). Ze waren uit de geslachten van Eleazar en Ithamar.

Koning David had de priesterlijke families verdeeld in vierentwintig groepen. De hogepriester was hun opperhoofd. Mogelijk werden tot de overpriesters verder gerekend: leden van het hogepriesterlijk geslacht: de priesterfamilies waaruit de hogepriesters genomen waren (christipedia.nl) De overpriesters vormden naast de oudsten en de schriftgeleerden een van de drie partijen in het Sanhedrin, de Joodse Hoge Raad, die 71 leden telde. De overpriesters waren het regerend comité. Jezus werd mede door de overpriesters veroordeeld. (christipedia.nl)